h2.post-title{ font-size:18px;}

2/27/2554

De vraagzin ประโยคคำถามภาษาดัตช์

ที่จริงแล้วประโยคคำถามในภาษาดัตช์ ก็เป็นประโยครูปแบบกลับเหมือนกับประโยคบอกเล่ารูปกลับ(de inversie)ที่เราได้ศึกษาไปแล้วในบทความก่อนหน้านี้ การตั้งประโยคคำถามมีได้สองวิธีคะ คือ แบบที่เริ่มด้วยคำกริยาสำคัญ และแบบที่เริ่มด้วยคำถาม (In een vraagzin met of zonder vraagwoord)
1. การตั้งประโยคคำถาม แบบที่เริ่มประโยคด้วยคำกริยาสำคัญ (vraagzin zonder vraagwoord)
กริยา
+
ประธาน
+
ส่วนที่เหลือ
werkwoord
onderwerp
rest van de zin
เช่น
  • Gaat hij morgen op vakantie?
  • Heb jij vandaag les?
  • Kijk je vaak naar de Nederlandse tv?
  • Ga je met de bus naar school?
2. การตั้งประโยคคำถาม แบบที่เริ่มประโยคด้วยคำถาม (vraagzin met vraagwoord)
คำถาม
+
กริยา
+
ประธาน
+
ส่วนที่เหลือ
vraagwoord

werkwoord

onderwerp

rest van de zin
vraagwoord ได้แก่ wanneer เมื่อไหร่, wat อะไร, waar ที่ไหน, hoe อย่างไร, hoeveel เท่าไหร่, hoelang นานเท่าไหร่, hoezo ทำไม, waarom ทำไม, welk อันไหน, wie ใคร
เช่น
  • Wanneer gaan jullie weer naar huis?
  • Wat eet je het liefst?
  • Waar woon je familie?
  • Hoe vind je deze fiets?
  • Hoeveel kost deze krop sla?
  • Hoelang woon je hier in Nederland?
  • Hoe laat ga je naar huis?
  • Hoezo moeilijk?
  • Wie weet het antwoord?

Let op! ข้อควรระวัง
Als jij of je achter het werkwoord komt, gaat de weg! ให้สังเกตว่าถ้าเป็นประโยคคำถามที่ใช้ jij หรือ je ต่อหลังคำกริยาแล้วหละก็ คำกริยานั้นจะไม่มี t ต่อท้าย   เช่น

  • Wat doe je?
  • Wat doet u?
  • Wat doet zij?
  • Hoe ga je?
  • Hoe gaat u?
  • Hoe gaat hij?


    Maak van de onderstaande zinnen een vraagzin. ทำประโยคต่อไปนี้ให้เป็นประโยคคำถาม
    ตัวอย่าง Hij gaat altijd in het voorjaar naar zijn zomerhuisje. ทำเป็นประโยคคำถาม : Gaat hij altijd in het voorjaar naar zijn zomerhuisje?
    1. Beren slapen de hele winter.
    2. Spinnen hebben acht poten.
    3. Een zebra heeft strepen.
    4. Muizen wonen in de stad.
    5. Joep woont in een dorp.
    6. Toto slaapt in zijn bed.
    7. Zij gaat naar het strand.
    8. Tom vertelt de waarheid.ประโยคบอกคำถาม
    9. Je bent te laat.
    10. Zij laat de deur open.
    11. hij kookt elke dag een warme maaltijd (wie)
    12. zij gaan altijd in de zomer naar Thailand (wanneer)
    13. ik voel me helemaal niet lekker (hoe)
    14. Sinterklaas komt elk jaar naar Nederland (wie)
    15. hij gaat op de fiets naar zijn werk (hoe)
    เฉลย
    1. Slapen beren de hele zomer winter?
    2. Hebben spinnen acht poten?
    3. Heeft een zebra strepen?
    4. Wonen muizen in de stad?
    5. Woont Joep in een dorp?
    6. Slaapt Toto in zijn bed?
    7. Gaat zij naar het strand?
    8. Vertelt Tom de waarheid?
    9. Ben je te laat?
    10. Laat zij de deur open?
    11. Wie kookt elke dag een warme maaltijd?
    12. Wanneer gaan zij altijd naar Thailand?
    13. Hoe voel ik me?
    14. Wie komt elk jaar naar Nederland?
    15. Hoe gaat hij naar zijn werk?

    เรื่องต่อไปเรามาศึกษาเกี่ยวกับการตั้งประโยคคำถามภาษาดัตช์ที่มีคำบุพบท(Preposities/voorzetsels)ร่วมอยู่ในประโยคกันนะคะ เช่น
    • Waarvoor is Martin bang?
    • Waar is Martin bang voor?
     

    SEO

    ASR

    Free counter and web stats