1. การตั้งประโยคคำถาม แบบที่เริ่มประโยคด้วยคำกริยาสำคัญ (vraagzin zonder vraagwoord)
กริยา
|
+
|
ประธาน
|
+
|
ส่วนที่เหลือ
|
werkwoord
|
onderwerp
|
rest van de zin
|
- Gaat hij morgen op vakantie?
- Heb jij vandaag les?
- Kijk je vaak naar de Nederlandse tv?
- Ga je met de bus naar school?
2. การตั้งประโยคคำถาม แบบที่เริ่มประโยคด้วยคำถาม (vraagzin met vraagwoord)
คำถาม
|
+
|
กริยา
|
+
|
ประธาน
|
+
|
ส่วนที่เหลือ
|
vraagwoord
|
werkwoord
|
onderwerp
|
rest van de zin
| |||
vraagwoord ได้แก่ wanneer เมื่อไหร่, wat อะไร, waar ที่ไหน, hoe อย่างไร, hoeveel เท่าไหร่, hoelang นานเท่าไหร่, hoezo ทำไม, waarom ทำไม, welk อันไหน, wie ใคร |
- Wanneer gaan jullie weer naar huis?
- Wat eet je het liefst?
- Waar woon je familie?
- Hoe vind je deze fiets?
- Hoeveel kost deze krop sla?
- Hoelang woon je hier in Nederland?
- Hoe laat ga je naar huis?
- Hoezo moeilijk?
- Wie weet het antwoord?
Let op! ข้อควรระวัง
Als jij of je achter het werkwoord komt, gaat de t weg! ให้สังเกตว่าถ้าเป็นประโยคคำถามที่ใช้ jij หรือ je ต่อหลังคำกริยาแล้วหละก็ คำกริยานั้นจะไม่มี t ต่อท้าย เช่น
- Wat doe je?
- Wat doet u?
- Wat doet zij?
- Hoe ga je?
- Hoe gaat u?
- Hoe gaat hij?
Maak van de onderstaande zinnen een vraagzin. ทำประโยคต่อไปนี้ให้เป็นประโยคคำถาม
ตัวอย่าง Hij gaat altijd in het voorjaar naar zijn zomerhuisje. ทำเป็นประโยคคำถาม : Gaat hij altijd in het voorjaar naar zijn zomerhuisje?- Beren slapen de hele winter.
- Spinnen hebben acht poten.
- Een zebra heeft strepen.
- Muizen wonen in de stad.
- Joep woont in een dorp.
- Toto slaapt in zijn bed.
- Zij gaat naar het strand.
- Tom vertelt de waarheid.
- Je bent te laat.
- Zij laat de deur open.
- hij kookt elke dag een warme maaltijd (wie)
- zij gaan altijd in de zomer naar Thailand (wanneer)
- ik voel me helemaal niet lekker (hoe)
- Sinterklaas komt elk jaar naar Nederland (wie)
- hij gaat op de fiets naar zijn werk (hoe)
เฉลย
- Slapen beren de hele
zomerwinter? - Hebben spinnen acht poten?
- Heeft een zebra strepen?
- Wonen muizen in de stad?
- Woont Joep in een dorp?
- Slaapt Toto in zijn bed?
- Gaat zij naar het strand?
- Vertelt Tom de waarheid?
- Ben je te laat?
- Laat zij de deur open?
- Wie kookt elke dag een warme maaltijd?
- Wanneer gaan zij altijd naar Thailand?
- Hoe voel ik me?
- Wie komt elk jaar naar Nederland?
- Hoe gaat hij naar zijn werk?
เรื่องต่อไปเรามาศึกษาเกี่ยวกับการตั้งประโยคคำถามภาษาดัตช์ที่มีคำบุพบท(Preposities/voorzetsels)ร่วมอยู่ในประโยคกันนะคะ เช่น
- Waarvoor is Martin bang?
- Waar is Martin bang voor?