h2.post-title{ font-size:18px;}

1/01/2554

Onregelmatige werkwoorden (hebben, zijn)

Onregelmatige werkwoorden คือ คำกริยาที่ไม่เปลี่ยนรูปตามกฎปกติ(กฎ d/t) ซึ่งต้องใช้วิธีท่องจำเอา ในวันนี้มดอยากจะพูดถึงคำกริยา hebben และ zijn นะคะ เพราะเป็นคำที่ใช้กันบ่อยและสำคัญที่สุด

 

HebbenZijn
ikhebben
presensjijhebtbent
ปัจจุบันuheeft/hebtbent
hij/zij/hetheeftis
wij/jullie/zijhebbenzijn
ikhadwas
imperfectumjijhadwas
อดีตuhadwas
hij/zij/hethadwas
wij/jullie/zijhaddenwaren
ikheb gehadben geweest
perfectumjijhebt gehadbent geweest
อดีตuhebt gehad
heeft gehad
bent geweest
hij/zij/hetheeft gehadis geweest
wij/jullie/zijnhebben gehadzijn geweest

ตัวอย่างการใช้ hebben และ zijn

Ik heb kinderen.Ik ben op school.
Jij hebt geen kinderen.Jij bent op school.
presens
ปัจจุบัน
U hebt geen kinderen.
U heeft geen kinderen. (u ใช้กับ heeft บ่อยกว่า hebt)
U bent op school.
Hij/Zij heeft twee kinderen.Hij/Zij is op school.
Wij/Jullie/Zij hebben twee kinderen.Wij/Jullie/Zij zijn op school.
imperfectumIk had een mooie auto.Ik was bij een vriend.
อดีตWij hadden een mooie auto.Wij waren bij een vriend.
perfectum อดีตIk heb een mooie auto gehad.Ik ben bij een vriend geweest.

ประโยคตัวอย่างการใช้ hebben และ zijn เพิ่มเติม

presens ปัจจุบันIk ben twintig, hij is achtentwintig en zij is dertig.
Hij heeft een fiets, maar ik heb een auto.
imperfectum อดีตGisteren was mijn moeder jarig.
Vorig jaar had ik nog geen auto.
perfectum อดีตVorig jaar ben ik met de boot naar Zweden gegaan.
Iedereen heeft de teksten goed geleerd.
Jij hebt het huiswerk niet gemaakt.
Wij zijn vorige week naar Spanje geweest.

 

ปัญหาในการเลือกใช้ hebben หรือ zijn ในประโยค perfectum (รูปอดีต)

มดเคยมีปัญหาเรื่องการใช้เจ้าสองตัวนี้เหมือนกันว่าเมื่อไหร่จะใช้เจ้า hebben หรือ zijn ในประโยคอดีต อันนี้ขอบอกคำเดียวเลยว่าท่องจำเอานะคะ แต่ส่วนใหญ่เราจะใช้ hebben ซะมากกว่า ส่วน zijn นั้นจะพบไม่ค่อยมาก แต่มีกฎอยู่ข้อนึงที่ว่า als er een verandering is (bijvoorbeeld van richting), gebruik je ‘zijn’ นั่นคือ ถ้ามีการเปลี่ยนแปลงทิศทาง เช่นการเดินทางจากไหนไปไหนให้ใช้ zijn

 

Perfectum ประโยคในรูปอดีตชนิดนี้จะแบ่งออกเป็นสองส่วนคือ

  1. een persoonvorm van ‘hebben’ of  ‘zijn’ และ
  2. een deelwoord (ge+ik vorm+ d/t)
ดูตัวอย่างต่อไปนี้
  • We hebben gisteren in het bos gefietst.
  • We zijn gisteren van Amsterdam naar Den Helder gefietst.
  • Ik ben naar het station gelopen.
  • Hij is naar huis gegaan.

เริ่ม ไป มา ลุก อยู่ กลาย เป็น ล้ม (beginnen, gaan, komen, opstaan, blijven, worden, zijn, vallen) คำกริยาพวกนี้ให้ท่องจำไว้เลยนะคะ มันเป็นคำศัพท์ที่ใช้บ่อย และจะใช้คู่กับ zijn เท่านั้น

  • De film is al begonnen.
  • Is hij naar het arbeidsbureau gegaan?
  • Martijn is naar Parijs gegaan.
  • Zij is vandaag te laat gekomen.
  • Bob is te laat opgestaan.
  • Marion en Melvin zijn bij de baby gebleven.
  • De bomen zijn groter geworden.
  • Ik ben vorige zomer in Zweden geweest.
  • Je boek is op de grond gevallen.

 

SEO

ASR

Free counter and web stats