Onregelmatige werkwoorden คือ คำกริยาที่ไม่เปลี่ยนรูปตามกฎปกติ(กฎ d/t) ซึ่งต้องใช้วิธีท่องจำเอา ในวันนี้มดอยากจะพูดถึงคำกริยา hebben และ zijn นะคะ เพราะเป็นคำที่ใช้กันบ่อยและสำคัญที่สุด
Hebben | Zijn | ||
ik | heb | ben | |
presens | jij | hebt | bent |
ปัจจุบัน | u | heeft/hebt | bent |
hij/zij/het | heeft | is | |
wij/jullie/zij | hebben | zijn | |
ik | had | was | |
imperfectum | jij | had | was |
อดีต | u | had | was |
hij/zij/het | had | was | |
wij/jullie/zij | hadden | waren | |
ik | heb gehad | ben geweest | |
perfectum | jij | hebt gehad | bent geweest |
อดีต | u | hebt gehad heeft gehad | bent geweest |
hij/zij/het | heeft gehad | is geweest | |
wij/jullie/zijn | hebben gehad | zijn geweest |
ตัวอย่างการใช้ hebben และ zijn
Ik heb kinderen. | Ik ben op school. | |
Jij hebt geen kinderen. | Jij bent op school. | |
presens ปัจจุบัน | U hebt geen kinderen. U heeft geen kinderen. (u ใช้กับ heeft บ่อยกว่า hebt) | U bent op school. |
Hij/Zij heeft twee kinderen. | Hij/Zij is op school. | |
Wij/Jullie/Zij hebben twee kinderen. | Wij/Jullie/Zij zijn op school. | |
imperfectum | Ik had een mooie auto. | Ik was bij een vriend. |
อดีต | Wij hadden een mooie auto. | Wij waren bij een vriend. |
perfectum อดีต | Ik heb een mooie auto gehad. | Ik ben bij een vriend geweest. |
ประโยคตัวอย่างการใช้ hebben และ zijn เพิ่มเติม
presens ปัจจุบัน | Ik ben twintig, hij is achtentwintig en zij is dertig. |
Hij heeft een fiets, maar ik heb een auto. | |
imperfectum อดีต | Gisteren was mijn moeder jarig. |
Vorig jaar had ik nog geen auto. | |
perfectum อดีต | Vorig jaar ben ik met de boot naar Zweden gegaan. |
Iedereen heeft de teksten goed geleerd. | |
Jij hebt het huiswerk niet gemaakt. | |
Wij zijn vorige week naar Spanje geweest. |
ปัญหาในการเลือกใช้ hebben หรือ zijn ในประโยค perfectum (รูปอดีต)
มดเคยมีปัญหาเรื่องการใช้เจ้าสองตัวนี้เหมือนกันว่าเมื่อไหร่จะใช้เจ้า hebben หรือ zijn ในประโยคอดีต อันนี้ขอบอกคำเดียวเลยว่าท่องจำเอานะคะ แต่ส่วนใหญ่เราจะใช้ hebben ซะมากกว่า ส่วน zijn นั้นจะพบไม่ค่อยมาก แต่มีกฎอยู่ข้อนึงที่ว่า als er een verandering is (bijvoorbeeld van richting), gebruik je ‘zijn’ นั่นคือ ถ้ามีการเปลี่ยนแปลงทิศทาง เช่นการเดินทางจากไหนไปไหนให้ใช้ zijnPerfectum ประโยคในรูปอดีตชนิดนี้จะแบ่งออกเป็นสองส่วนคือ
- een persoonvorm van ‘hebben’ of ‘zijn’ และ
- een deelwoord (ge+ik vorm+ d/t)
- We hebben gisteren in het bos gefietst.
- We zijn gisteren van Amsterdam naar Den Helder gefietst.
- Ik ben naar het station gelopen.
- Hij is naar huis gegaan.
เริ่ม ไป มา ลุก อยู่ กลาย เป็น ล้ม (beginnen, gaan, komen, opstaan, blijven, worden, zijn, vallen) คำกริยาพวกนี้ให้ท่องจำไว้เลยนะคะ มันเป็นคำศัพท์ที่ใช้บ่อย และจะใช้คู่กับ zijn เท่านั้น
- De film is al begonnen.
- Is hij naar het arbeidsbureau gegaan?
- Martijn is naar Parijs gegaan.
- Zij is vandaag te laat gekomen.
- Bob is te laat opgestaan.
- Marion en Melvin zijn bij de baby gebleven.
- De bomen zijn groter geworden.
- Ik ben vorige zomer in Zweden geweest.
- Je boek is op de grond gevallen.